BIOGRAFIE


Arne Sierens wordt geboren op 15 augustus 1959. Hij groeit op in de Brugse Poort, een arbeiderswijk aan de westkant van Gent. Zijn verbondenheid met die wijk heeft een onmiskenbare stempel op zijn werk gedrukt. Wat Aalst is voor Louis Paul Boon, Rimini voor Fellini of Little Italy voor Scorcese, is dit eiland van arbeiders en sociale woningen voor Sierens: "Een plek waar de condition humaine zichtbaar wordt. Er wonen geen goden, maar sukkelaars, je ziet er geen tragedies, maar melodrama." Van zijn vader, de vroeg gestorven romancier en filmrecensent Frans Sierens, krijgt hij de liefde voor literatuur en film mee. Op die manier komt Arne Sierens reeds vanaf zijn kinderjaren in contact de 'Kunst met de hoofdletter' en de 'volkscultuur'. Een spanning die een belangrijke rol zal blijven spelen in zijn oeuvre.

In 1977 ziet Arne Sierens 'Dodenklas' van Tadeusz Kantor, de Poolse theatermaker die hij als zijn grote mentor ziet en wiens stijl en methode van werken hem fundamenteel voorgoed beïnvloeden.

Na de middelbare school volgt hij de opleiding theaterregie aan het RITCS in Brussel, waar hij in 1981 afstudeert. Hij start zijn carrière als regie-assistent bij de Gentse theaterhuizen NTG, Arena en Arca. Een tijdlang is hij als performer lid van het collectief Parisiana van Erik Devolder.

Tijdens zijn studentenjaren is hij actief in de muziekwereld als organisator en als zanger van de postpunkgroep Perfectone (1980-1981), de band die hij samen heeft opgericht met Johan De Smet en zijn broer Sven. De punkscene en de rebellerende subcultuur zijn een belangrijke inspiratiebron voor Sierens zijn latere teksten en ensceneringen.

In 1982 richt hij met regisseur/acteur Jan Leroy en een aantal spelers (waaronder de latere schrijfster Geertrui Daem), de theatergroep met de programmatische naam 'De Sluipende Armoede' op. Binnen dit gezelschap, dat nauwelijks gesubsidiëerd wordt crëert Sierens zijn eerste theaterprodukties en opera's.

Na regies en bewerkingen van de klassieke stukken 'De Ruiters/De Zee' (naar J.M.Synge), 'Stella' (van Goethe) en 'Rode Oogst' (naar de 17de eeuwse wraaktragedie Arden of Feversham), debuteert hij als schrijver met 'Het Vermoeden' (1982) dat hij samen met Jan Leroy bij het amateurgezelschap 'De Melomanen' regisseert.

De samenwerking met Jan Leroy zet hij verder tijdens 'De soldaat-facteur en Rachel' (1986), een stuk over de eerste wereldoorlog, waarin hij als speler optreedt, en dan 'Los Muertesitos / Onze Lieve Doden' (1988). Creaties waarin hij de wegen van het episch theater uitgebreid verkent.

Johan De Smet componeert in die periode de muziek voor de drie opera's waarvoor Sierens de libretti schrijft en die ook regiseert: 'Het rattenkasteel' (1984) (een sleutelproductie voor hem, gebaseerd op de strip van Marc Sleen) 'De liefde voor de drie manen' (1988) en 'Je pleure des bananes' (1989).

Een belangrijk moment is de creatie van 'Mouchette' (1990) voor Oud Huis Stekelbees in een regie van Johan Dehollander. De tekst wordt herhaaldelijk bekroond in binnen- en buitenland en betekent voor Sierens de doorbraak naar een groter circuit. Zo schrijft hij voor Toneelgroep Amsterdam 'Constant Pardon/Falstaff in Congo' (1990). Het stuk werd er niet opgevoerd.

De samenwerking met Johan Dehollander zet hij van 1992 tot 1994 verder als huisauteur van de 'Blauwe Maandag Compagnie' (het toenmalig gezelschap van Luc Perceval). In deze context komen 'Boste' (1992) en het tweeluik 'De drumleraar' (1994) en 'Juffrouw Tania' (1994) tot stand. Op basis van improvizatie met de spelers wordt de raamvertelling 'Dozen' (1993) gemaakt.

Voor Het Zuidelijk Toneel van Ivo Van Hove vertaalt hij intussen 'Het begeren onder de olmen' (1992) van Eugene O'Neill en 'Splendid's' (1994) van Jean Genet.

In die periode constateert Sierens dat schrijven alleen hem niet interesseert en beslist hij radikaal terug te keren naar zijn oorspronkelijk ideaal van 'auteurstheater' - zoals in de 'auteurscinema' - waarbij schrijven en regisseren deel uit maken van één continu autonoom creatieproces. Hij noemt zich vanaf dan 'theatermaker' en verlaat 'Blauwe Maandag Compagnie'.

Metéén nadien vindt hij in choreograaf Alain Platel een artistieke partner. Samen maken zij de unieke en zeer populaire trilogie 'Moeder & Kind' (1994) 'Bernadetje' (1996) en 'Allemaal Indiaan' (1999). Deze voorstellingen, geproduceerd door het Gentse theaterhuis Victoria en met Les ballets C. de la B., gaan een origineel verband aan tussen dans, theater, muziek, actie en vertelling. Het werkt voor Arne Sierens als een bevrijding. Deze trilogie krijgt nationaal en internationaal bijzonder veel weerklank. De Franse krant Le Monde plaatst 'Bernadetje' op één lijn met het werk van Peter Brook en Pina Bausch. De drie produkties toeren uitgebreid over de hele wereld en worden overal bekroond.

Parallel aan zijn samenwerking met Alain Platel, gaat hij in 1995 een artistieke alliantie aan met Johan Dehollander en zakelijk leider Stef Ampe in het Gentse 'Nieuwpoorttheater' en wordt het een kunstencentrum. Samen met Dehollander maakt Sierens de vertelproduktie 'Napels' (1997). Hij schrijft in 1998 'De broers Geboers' een produktie die erg controversieel is omdat er het opkomend rechts extremisme van die tijd wordt in uitgetekend.

In 1997 is Nieuwpoorttheater curator van het Time Festival en zet Sierens in op het 'Onderzoeksproject Kuiperskaai' waarin bewoners en betrokkenen door een groep onderzoekers worden geïnterviewd over hun relatie met deze beruchte uitgaansbuurt van Gent.

In deze periode ontwikkelt hij zijn definitief eigen en unieke methode van werken: creaties in collectief met de spelers, op basis van vanuit uitgebreide improvizaties op de vloer, gekoppeld aan interview- en researchsessies. Hij laat zijn schrijftafel en de speelvloer als het ware volledig in mekaar opgaan. Deze methode past hij vanaf dan toe in al zijn volgende creaties.

In 'Mijn Blackie' (1998) (een coproductie met HETPALEIS), cast hij voor de eerste keer zijn latere kompaan Johan Heldenbergh. Beeldend kunstenaar Guido Vrolix wordt vanaf dan zijn vaste scenograaf. Nadien volgen het fel gecontesteerde 'Niet alle Marokkanen zijn dieven' (2001) en 'Martino' (2003), beiden in coproduktie ook met HETPALEIS.

In 2004 leidt een nieuwe artistieke alliantie tussen Johan Heldenbergh, Marijke Pinoy en Arne Sierens, tot de oprichting van 'Compagnie Cecilia'. Zijn eerste produktie 'Maria Eeuwigdurende Bijstand' (op een ijspiste met het publiek aan twee kanten) wordt geselecteerd voor het festival van Avignon. Bij hun passage schrijft Le Figaro: "Arne Sierens, l'un des hommes du théâtre européen qui sait le mieux entendre et traduire la détresse du monde, sans leçon, sans discours politique, mais par une écriture scénique."

Binnen Compagnie Cecilia volgen nadien 'Trouwfeesten en processen enzovoorts' (2006) (de set is in arenavorm), 'Broeders van Liefde' (2008) (in samenwerking met Union Suspecte), 'Apenverdriet' (2009) en 'Schöne Blumen' (2010); allen in coproduktie met HETPALEIS onder het beleid van directrice en fan Barbara Wyckmans.

Hoewel de subsidie voor de companie in 2009 stijgt, is die onvoldoende om alle artistieke ambities van het trio waar te maken en verlaat Marijke Pinoy het gezelschap. Vanaf dan vormen en Sierens en Heldenbergh de artistieke spil van Compagnie Cecilia. Heldenbergh breekt door met zijn muzikale creatie 'The Broken Circle Breakdown'.

Tijdens het radicale en fysieke 'Altijd Prijs' (2008) werkt Sierens voor het eerst met de franse componist/gitarist Jean-Yves Evrard, die vanaf dan voor de meeste van zijn volgende creaties een vaste muzikale partner wordt.

Met 'De Pijnders' (2011) wordt er (in coproduktie met Theater Antigone en De Werf Brugge) een spektakel van groot formaat voor grote zalen gemaakt met zes spelers en drie muzikanten. Met de monoloog 'Lacrima' (2012) schrijft Sierens onverwacht terug een stuk aan tafel, dat hij vervolgens regisseert.

Als groot circusliefhebber integreert Sierens voortdurend meer en meer elementen van circus in zijn voorstellingen. Met 'Gloria (in den hoge)' (2013) werkt hij samen met de acrobate Aurelia Brailowsky. De bifrontale produktie 'Ensor' gebeurt in samenwerking met Circus Ronaldo met de erg originele confrontatie tussen circusman Danny Ronaldo, theaterman Johan Heldenbergh en de unieke clown Karel Creemers.

In de loop van die jaren zet hij ook meer en meer in op workshops met jonge talenten wat hij ziet als een verkenning van mogelijk potentiële spelers.

Met 'Poepsimpel' (2015) gaat hij voor een erg treffende komedie die een enorm succes kent. Gevolgd door het unieke spektakel 'Zingarate' (2017) dat hij een 'vrachtwagenspel' noemt en in de zomer op lokaties wordt gespeeld met 3 vrachtwagens en ook zeer veel succes kent.

In 2018 creërt hij met een jonge groep spelers het 'Heilg Hart' dat die generatie helemaal portretteert.

Compagnie Cecilia zet ook in op hernemingen. Naar aanleiding van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog wordt in 2014 'De soldaat-facteur en Rachel' terug opgevoerd, nu met een koor. In 2018 wordt het controversiële stuk 'De broers Geboers' met een nieuwe cast opgevoerd.

Als theatermaker heeft Arne Sierens een zeer persoonlijke en unieke stijl, weg van het traditionele theater, met sterke wortels in het alledaagse, het volkse en het epische. Hij noemt zich 'seismograaf van deze tijd' en streeft naar een autonoom theater dat zich losmaakt uit het literaire en zich inschrijft in het fysieke en het dansante. Hij heeft een obsessie voor het anecdotische, dat hij verzamelt via langlopende interview- en onderzoeksprojecten.

Centraal in zijn methode van werken staan de improvizaties van zijn spelers op de vloer en intense personagestudies, waaruit hij bewegingen en teksten 'samplet', die hij dan via een lang gistingsproces (vijf maanden werken is de regel) mixt met zijn eigen teksten en fysieke voorstellen en weeft tot een 'partituur' die de basis vormt van het uiteindelijk spektakel waarin alle elementen samenvloeien tot een ritueel en theater dat 'even levend en tastbaar is als het leven zelf' en als het ware bij elke voorstelling opnieuw wordt geboren.

Voortdurend zoekt hij naar de alchemie tussen tekst, vertelling, dans en muziek, en gaat hij naar een permanente cross-over met populaire cultuur zoals het melodrama en het circus.

Zijn obsessie voor beweging en muziek brengt hem ertoe samen te werken met choreografen zoals Alain Platel, Koen Augustijnen en Ted Stoffer; en componisten zoals Jean-Yves Evrard en Daan Vandewalle.

Arne Sierens zegt sterk beïnvloed te zijn door het Japans theater en vooral de Poolse theatermakers Tadeusz Kantor en Grotowski; schrijvers Louis Paul Boon en Céline, en filmmakers als Pier Paulo Pasolini, Federico Fellini, Robert Bresson, Martin Scorcese, Wong Kar-Wai, John Cassavetes, Aki Kaurismaki, Jacques Audiard, Nicolas Windig Ref, Yasujiro Ozu en Eric Rohmer. Daarnaast vindt hij heel veel inspiratie in strips, beeldende kunst, fotografie, het bijwonen van assissen-processen en lange reeksen interviews.

Fred Six schreef over zijn werk: "De dialogen zijn niet gebouwd op een psychologiserend discours of gedragen door zwaar gemodelleerde karakters à la Strindberg, om maar één sculpteur van de ziel te noemen. De personages hebben zich vaak zelf in de nesten gewerkt, maar in dat kluwen van miserie en verdriet ontwaar je niet het grote Slachtoffer of de grote Schuldige. Het gaat veeleer om de algemene onmacht van de condition humaine, geconcretiseerd in kleine, spartelende volkse posturen, wier taal navenant is."

"Het kloeke betoog is vervangen door flitsende taalreflexen, explosieve dialogen die signalen uitsturen van wat daarbinnen bobbelt en kolkt. En daartussen: verhaalsegmenten die wortels blootleggen. De taal is krachtig, primair, soms triviaal, en zeer suggestief. Korte zinnen en een grillige syntaxis die nauwelijks een gedachtestroom afwerkt. In het onbetwistbaar volkse idioom met zijn grote plasticiteit schuilen niet alleen poëzie en humor, maar ook een dosis filosofie van het gezond verstand, vermengd met absurde logica. De figuren spreken het dialect van hun ziel. En het is letterlijk via de taal dat ze ons binnentrekken in hun wezen. Nooit rechtstreeks, en zonder zich helemaal bloot te geven, want dat kunnen ze niet."

"Het zijn kwetsbare figuren, ze zetten een grote mond op, houden van zelfspot en halen zich gekke situaties op de hals. In conversaties springen ze van de hak op de tak, omdat het in hun aard ligt van niet lang bij de zaak te kunnen blijven, omdat een thema plots als een brok in de keel zit en eruit moet, of gewoon om van het onderwerp af te zijn. Die wispelturigheid is ook fysiek gekleurd en heeft te maken met een soort onrust en onzekerheid. Ze missen houvast en een vaste lijn in hun bestaan en lijken voortdurend op zoek naar een veilige biotoop. In hun relaties (man-vrouw, ouders-kind, vrienden) zit het schots en scheef. Communicatie is niet hun sterkste troef. Maar ze blijven zoeken naar overlevingsstrategieën: in een opgepoetst zelfbeeld, nieuwe contacten, vaste rituelen, hun fantasie, hun dromen … Met grote vanzelfsprekendheid bijten ze zich vast in illusies, maar even vanzelf laten ze die weer los wanneer de realiteit dwingend wordt. Er is nood en tegelijk onvermogen om zich aan elkaar op te trekken of voor elkaar te zorgen."

De stukken van Sierens zijn geen 'tranches de vie', maar gaan altijd over het totàle leven. Het is zoals een recensent schrijft: 'un théâtre cru et drôle, criant de vérité’. Altijd lange metaforen over het onmogelijke leven en die volgens hem essentiële oefeningen en strategieën in overleven waarbij het helend effect op de toeschouwer heel belangrijk is.

Erg opvallend zijn steeds de settings van Guido Vrolix: de ijspiste van 'Maria Eeuwigdurende Bijstand', de blauwe circuspiste van 'Trouwfeesten en processen enzovoorts', de negen ton glasscherven van 'Broeders van Liefde', het schokkende stuk tarmac van 'Altijd Prijs', het vuurrode ronddraaiende appartement van 'Apenverdriet', de bamboestellingen van 'Schöne Blumen', de reusachtige wip van 'De pijnders', de zestien ton zwarte betonblokken van 'Lacrima’, de ronddraaiende zijden doeken van 'Poepsimpel', de opstelling van vrachtwagens en kartonnen dozen van 'Zingarate', het draaiplateau met zwarte zuilen van 'Heilig Hart' etc...

Hoewel Arne Sierens vooral bekend is als 'theatermaker', schrijft hij een opmerkelijk oeuvre bijéén. Al zijn stukken zijn apart of in verzamelbundels gepubliceerd.

Zijn teksten zijn vertaald in heel wat verschillende andere talen en worden opgevoerd en gepubliceerd in o.m. Portugal, Frankrijk, Duitsland, Engeland en Amerika.

Arne Sierens behoort bij één van de meest gespeelde auteurs in het Vlaamse amateurcircuit.

Naast zijn werk voor theater gaat Sierens ook voor film. Zo werkt hij vaak met Felix Van Groeningen en is hij co-scenarist voor die zijn films 'Dagen zonder lief' (2007) en 'Belgica' (2015).

Met Guido Vrolix maakt hij samen het kinderboek met tekeningen 'Scoop' (2011)